Momenteel zijn er geen specifieke veelgestelde vragen voor GRO 2025. Deze sectie zal worden bijgewerkt zodra er meer informatie beschikbaar is.
Momenteel zijn er geen specifieke veelgestelde vragen voor GRO 2025. Deze sectie zal worden bijgewerkt zodra er meer informatie beschikbaar is.
Momenteel zijn er geen specifieke veelgestelde vragen voor GRO 2025. Deze sectie zal worden bijgewerkt zodra er meer informatie beschikbaar is.
In de cel van de bonuspunten in het tabblad samenvatting staat volgende formule: =ALS(G19=””;””;(ALS(G19<0,5;”0″;(ALS(G19>=0,5;”1″;(ALS(G19>=0,75;”2″;3)))))))
Excel kijkt naar de eerste voorwaarde waar ze ‘ja’ op kunnen antwoorden, en dat is de vraag als de waarde in G19 groter is dan 0,50. Vandaar dat er maar één bonuspunt wordt toegekend.
U mag de formule in die cel wijzigen naar: =ALS(G19=””;””;(ALS(G19<0,5;”0″;(ALS(G19<0,75;”1″;(ALS(G19<1;”2″;3)))))))
Dit is een fout van de overzichtsExcel.
Je mag de volgende formule aanpassen naar:
=ALS(P213=””;””;(ALS(P213=3;”uitstekend”;”niet voldaan”)))=ALS(O213=””;””;(ALS(O213=3;”uitstekend”;”niet voldaan”)))De toepassingsmatrix wordt bijvoorbeeld gebruikt bij:
Per ruimte kan aangeduid worden:
Hieronder zijn twee voorbeelden van een toepassingsmatrix, een eenvoudige en een meer gedetailleerde matrix.
Eenvoudige matrix

Gedetailleerde matrix

De uitgebreide uitleg is in het tabblad ‘Handleiding’ van de excel-file BIN-Toepassingsmatrix te vinden.
Dezelfde overzichtsfile wordt doorheen het volledige project gebruikt. Opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen de file als communicatietool gebruiken om opmerkingen te formuleren, bij te sturen, de ambitie op te volgen enz.
Dit is een gemiddeld niveau van alle prestatieniveaus van de afzonderlijke criteria die van toepassing zijn binnen een project. Deze criteria wegen evenveel door.
Als principe geldt: als 90% aan een eis voldoet, mag ‘uitstekend’ toegekend worden. Indien dus 90% van de beglazing van een project eenvoudig bereikbaar is en zonder bijkomend gereedschap gewassen kan worden, dan is dit ‘uitstekend’.
Het percentage heeft altijd betrekking op het onderdeel of item waarover het gaat. Bij zonwering dus op de zonwering in het project, bij vloeren op de vloeren.
Dat heeft op dit moment enkel betrekking op de fases, omdat je in een niet-klassieke procedure zoals een Design & Build minder/andere fases hebt. De fases die niet van toepassing zijn kan je op dit moment niet uitschakelen in de Excelfiles. Daarom is er een tweede versie gemaakt waarbij er minder fases opgenomen zijn.
Dit gaat helaas niet automatisch. Je kan wel het tabblad “Prep Radar” zichtbaar maken om vervolgens hierin de criteria te wissen.
In de pdf van de GRO-criteria staat op p78 ‘Optie A: Ontwerpen naar een zeer laag emissief gebouw’. We stellen voor om de ‘<100 μg/m²u’ voor TVOS en ‘<20 μg/m²u’ voor formaldehyde uit die tabel te vervangen door de waarden ‘<300 μg/m³’ voor TVOC en ‘<30 μg/m³’ voor formaldehyde. Dit zijn de waarden voor zeer laag uitstotende producten voor heel laag vervuilde gebouwen uit de norm NBN EN 16798 tabel B.17.
Wij zullen dit ook zo aanpassen bij een volgende update van GRO.
Het label toegankelijk gebouw bestaat momenteel enkel voor kantoorgebouwen. Voor alternatieven kan u best contact opnemen met Inter.
De graad van toegankelijkheid wordt bepaald door de “keten van toegankelijkheid”. Elk onderdeel van een gebouw vormt een schakel in een groter geheel. Als één van deze schakels in een gebouw of omgeving niet toegankelijk is, wordt de keten van toegankelijkheid doorbroken.
Voor ‘beter’ in GRO is het dus nodig dat aan álle zwart aangeduide eisen voldaan wordt.
In samenspraak met de toegankelijkheidsadviseur kunnen alternatieve oplossingen besproken worden indien bepaalde randvoorwaarden van het project de standaardoplossing niet toelaten, bijvoorbeeld bij bestaande gebouwen. De toegankelijkheidsadviseur is de meest geschikte persoon om samen met het ontwerpteam en de opdrachtgever de best mogelijke alternatieve oplossing te zoeken voor een zo hoog mogelijke graad aan toegankelijkheid.
De invloed van de gebruiker kan soms tegenstrijdig zijn met het streven naar energiezuinigheid en goed gebouwbeheer. Als opdrachtgever geeft men prioriteit aan één van de twee aspecten:
Er bestaan ook tussenoplossingen waarbij de gebruikers enkel invloed kan hebben op de zonwering in periodes waarbij geen of nauwelijks negatieve impact op het zomercomfort te verwachten is. Bijvoorbeeld is de sturing zo geprogrammeerd dat de gebruiker de zonwering niet individueel kan sturen als de zoninstraling boven een bepaalde drempel (x watt/m²) ligt.
Enkel indien het project volgens de EPB-regelgeving onder ‘renovatie’ valt.
Je kan voor dit (deel van het) gebouw de eisen voor renovatie toepassen.
Indien ervoor wordt gekozen om de beoogde verbetering (10 of 20%) te realiseren op de eis Umax/Rmin.
Dit EPB-deel valt dan buiten het toepassingsgebied van dit criterium. In de huidige versie van GRO staat dit inderdaad niet uitdrukkelijk vermeld.
Maar in de toekomstige intergewestelijke versie zal uitdrukkelijk vermeld staan dat dit enkel van toepassing is op E-peilplichtige projecten/gebouwdelen.
Als opdrachtgever zou je in de plaats een nota kunnen vragen.
In bijlage ENE2 staat “Stadsverwarming of stadskoeling en participatie worden niet meegerekend in de hoeveelheid hernieuwbare energieën gezien deze niet site-gebonden zijn”. Dit is zo gekozen omdat je er als gebouweigenaar te weinig controle over hebt.
Indien het project op een site met meerdere gebouwen ligt die zijn aangesloten op een privaat warmtenet specifiek voor die site, en de eigenaar van het warmtenet, de gebouwen en de site is dezelfde, dan mag het aandeel hernieuwbare energie wel meegenomen worden.
In het tabblad ‘rekenblad’ van bijlage ‘ENE2_Rekenblad hernieuwbare energien.xlsx’ wordt het totaal primair energieverbruik opgesplitst in een hernieuwbaar en een niet hernieuwbaar deel. Het totaal primair energieverbruik zal daardoor niet overeenkomen met het resultaat in de EPB-software, waar het hernieuwbare primaire energieverbruik al wordt afgetrokken. Het resultaat in de EPB-software komt dus overeen met het niet hernieuwbaar primair energieverbruik.
Vanaf 1 maart 2021 wordt er naast het oude energielabel een nieuw energielabel geïntroduceerd. Het label wordt geleidelijk ingevoerd waarbij de labels A+, A++ en A+++ verdwijnen. De reden hiervoor is dat toestellen steeds energiezuiniger worden en er ontstond verwarring tussen de verschillende A-labels. Daarom worden alle labels omgezet naar een meer simpele A tem G schaal. Initieel zal bij de herschaling telkens het A-label leeg zijn om zo plaats te laten voor innovatie. Vanaf maart 2021 bestaan de twee energielabels dus naast elkaar.
Op dit moment (stand oktober 2021) zijn volgende productgroepen voorzien van een nieuwe energielabel:
Hier vindt u meer info over het nieuwe label.
In GRO versie 2020.1 zijn waar nodig het oude én het nieuwe energielabel opgenomen in de eisen. Echter zijn de schalen niet zomaar vergelijkbaar. Vooral bij de huishoudelijke toestellen zal eenzelfde klasse voor de ene productgroep moeilijker te halen zijn dan voor een andere productgroep.
Er bestaat inderdaad geen Europees Energielabel voor medische apparatuur of professionele keukentoestellen. Deze vallen bijgevolg niet onder GRO.
Om tot energiezuinige toestellen te komen, kan u o.a. naar het energieverbruik van de toestellen kijken, naar het GWP van de koelmiddelen enz.
In ENE3 wordt het energielabel van de lichtbron gevraagd. Het is inderdaad correct dat de energie-efficiëntie afhangt van de combinatie van lichtbron en armatuur. Momenteel behouden we echter onze eis. Van lichtbronnen is het energielabel te vinden. Verlichtingsarmaturen zullen vandaag enkel een energielabel hebben wanneer er sprake is van een ‘containing product’ (verlichtingstoestel, meubilair, …) waar de lichtbron niet zomaar kan verwijderd worden. De volledige armatuur wordt dan als lichtbron beschouwd. Het energielabel zal er dan net hetzelfde uitzien als bij een lichtbron. We vragen niet naar het rendement van de combinatie lichtbron+armatuur omdat dit vaak niet beschikbaar is en dus veel extra werk vraagt.
We bekijken als we op termijn een vereenvoudiging kunnen toestaan bij gebruik van de EPB-software voor datzelfde project. Als in de EPB-software de verlichting gedetailleerd wordt ingevoerd, met armaturen en lampen, denken we na over de toelating om deze armaturen en lichtbronnen niet meer te moeten opnemen in de gevraagde overzichtslijst van ENE3. Maar dit moet nog verder onderzocht worden.
De inspanningen in uw redenering worden wel beloond met een bonuspunt, want daar staat zowel grijs- als regenwater vermeld.
In praktijk wordt grijs water echter nog niet vaak hergebruikt, en al zeker niet om alle waterbehoefte te dekken die geen drinkwaterkwaliteit moet zijn. De reiniging van grijs water kan op natuurlijke wijze gebeuren, maar kan ook energie vragen bij projecten met beperkte grondoppervlakte. En bij een hevige langdurige regenbui zal de infiltratie van regenwater te traag verlopen waardoor het rioleringsnet toch (over)belast wordt. Of de infiltratievoorziening moet heel groot zijn, omdat er geen buffervat is voor regenwaterhergebruik. Daarom blijven we het terecht vinden dat hergebruik van regenwater een beloning krijgt in de tool.
Op basis van de uitleg in de duurzaamheidsmeter GRO kan je zelf de gebiedsklasse bepalen. Er zijn geen kaarten beschikbaar.
Op basis van de uitleg in de duurzaamheidsmeter GRO kan je zelf de gebiedsklasse bepalen. Er zijn geen kaarten beschikbaar.